Middelweg 14

Kavel 33
Voormalige kaasfabriek "De Ceres"
Bron: Collectie Cornelis Pieter Jongens (1914-1993)

Afbeeldingen

Op kavel 33 bevind zich de voormalige kaasfabriek “De Ceres”, welke werd opgericht in 1905.

Pietertje Groot, oud 12 jaar, verrichte op 22 februari 1905 de eerste steenlegging. Zij was een dochter van een der oprichters, de eerste directeur, Pieter Groot Jz. Hem, was op 24 januari van dat jaar vergunning verleend door B&W van Akersloot tot de bouw van de fabriek. Piet Groot was ook dijkgraaf. Een mede-oprichter, de heer Otjes, had een stuk van zijn land verkocht aan de coöperatieve onderneming, waarop de fabriek gebouwd zou worden. Otjes was de schoonvader van Wijbrand Schermerhorn, grootvader van Wijbrand Johan Schermerhorn die tot niet lang geleden het resterende land in eigendom had.

Het fabrieksterrein werd op de Middelweg aangesloten met een brede dam, met daarin wijde “duikers” en voorzien van een royale pleinbestrating met klinkers. De boeren, die zelf hun melk moesten aanvoeren, hadden daardoor een gemakkelijke toegang tot hun fabriek. Twee hoge, brede deuren vormden respectievelijk de in- en uitgang voor hun bakwagens en ander gerij.

Voorschrift was dat de paarden buiten moesten worden uitgespannen en aan de paardenbalie vastgezet. De melkwagens moesten met handkracht naar binnen en naar buiten worden gereden.

Hondenwagens

Niet alle boeren kwamen met paard en wagen hun melk afleveren. Er waren er ook die de melkbussen per hondewagen brachten. Zo kon het gebeuren dat er in het bewuste morgenuur ook nog wel eens een hondengevecht uitbrak.

“Onze hond en die van Wim Schermerhorn hadden het nog wel eens met elkaar aan de stok”, herinnerde de heer C.P. Jongens zich. Hij was de kleinzoon van oprichter-directeur P. Groot Jz. De reeds genoemde Wijbrand Schermerhorn volgde Groot later op in die functie. Wie de eerste secretaris en penningmeester waren, is niet meer te achterhalen. Naderhand werden die functies bekleed door Pieter Rol Cz.

De bouwer

Aannemer Reyer Klaas Koppen van West-Graftdijk was de bouwer van “De Ceres”. Hij heeft Vele Noord-Hollandse “zoetfabriekjes” gebouwd. Vrijwel allen in dezelfde stijl: als Noord-Hollandse stolp. Eveneens karakteristiek is de wijze waarop hij de naam van deze fabriekjes aanbracht: een plateau van geel geglazuurde tegels, waarop in chocoladebruine letters en eventuele randversiering de naam was vermeld. Helaas is dit tegeltableau van “De Ceres” door een latere particuliere eigenaar verwijderd, toen hij de muren van een paarse pleisterlaag liet voorzien. Zonder deze veranderingen zou het exterieur zeker kans hebben gehad op de lijst van gemeentelijke monumenten. Voorbeelden zoals “De Ceres” er oorspronkelijk heeft uitgezien vindt men nog in voormalige kaasfabrieken “Arcadia” en “De Toekomst”, respectievelijk aan de Jisperweg en Rijperweg in de Beemster.

Qua interieur hadden de fabriekjes van R.K. Koppen ook veel overeenkomsten. De ruimte met de kaasbakken had een vloer van gele ongeglazuurde hardbakken tegels,  met een schrobgootje in het midden. Het houtwerk, ook van de kaasbakken, was in “staltjesblauw” geschilderd, ter wering van vliegen.

Bonte stoet

Cor Booy kon zich uit zijn kinderjaren, hij was 7,5 jaar toen de fabriek werd opgeheven, nog de bonte stoet van buren en andere melkaanvoerders herinneren: Floris Koelemey, altijd zelf op het kret van zijn bakwagen, met een kromme pijp in de mond. Pieterbuur, die als werkman van Rein Jongens diens bakwagen trok, terwijl Reinbuur er zelf achter liep te duwen. (Pieterbuur heette ook Pieter Rol, net als de secretaris-penningmeester en werd daarom ter onderscheiding van die laatste Rol, “Pieterbuur” genoemd).

Dan was er Wim Schermerhorn die, zoals al opgemerkt, zijn hond het wagentje met de bussen liet trekken, terwijl hij er zelf naast liep. Aris Poppen, die altijd zijn ene voet-met-klomp-eraan op het achterwerk van zijn “Zwart” liet meedeinen. Rotteveel, op zijn mooie rijtuig-groen gelakte bakwagen, en met een paard dat altijd driftig van het fabrieksplein de weg op draafde, alsof het haast had thuis te komen als de melk was afgeleverd. Van Markenbinnen kwam de verste leverancier: Cor Groot Pz.

Uitbetaling

Op sommige avonden zag Cor Booy de buren in hun “opknapperspak” en veelal met een sigaar in de mond, naar De Ceres kuieren. Vaak in groepjes. Dan was er een “uitbetaling”

Derk ter Beek, geboren te Eerbeek gemeente Brummen op 22 mei 1901, was 1 mei 1922 naar Noord-Holland gekomen als kaasmakersknecht te Spijkerboor. In februari ’22 ging hij als knecht naar de kaasfabriek in Wijdewormer; werd 1 mei 1924 tweede kaasmaker te Schellinkhout en kwam in april 1927 als kaasmaker in dienst van “De Ceres”. Hij zou er de laatste kaasmaker zijn. Zijn voorgangers waren een zekere Prins, die van de oprichting af de kaaskliener hanteerde tot hij werd opgevolgd door Gerrit Modder. Ter Beek had twee knechts in de kaasmakerij: Klaas Hooyberg van Oostgraftdijk en Willem de Haas van Oostknollendam. Zij waren intern.

Concurrentie

Het was niet zo dat alle Starnmeerboeren hun melk leverden aan “De Ceres”. Zelfs niet alle boeren van de Middelweg. De vader van de eerder genoemde Cor Booy (toendertijd wonende in de stolp aan de middelweg-kant van kavel 11) was afkomstig uit De Woude. Hij was net als de meeste Wouder boeren, lid van de cooperatieve zuivelfabriek “De Zaanstreek” te Wormerveer. Cor Marrees leverde aan “De Nieuwe Beemster” in De Rijp, omdat zijn broer Pauw daarvoor de melk ophaalde (met een zeer oude, gammele vrachtauto). Jaap van Ammers haalde met zijn vrachtauto melk op voor de “Hollandia”. Hij had minstens een klant aan de Middelweg.

De kaasfabriek “De Ceres” was inderdaad en uitsluitend kaasfabriek. Er werd geen boter gemaakt. Dat gebeurde nog op de boerderij. Maar… dat ging veranderen. De nieuwe generatie boeren en boerinnen had geen zin meer in die boterbereiding thuis. Zij wilden ook wel worden verlost van het dagelijks zelf de melk afleveren.

Omwenteling

Die omwenteling kwam in 1934. De heer Ter Beek bleek bereid de inventaris van de fabriek voor fl. 500,- over te nemen, per 1 mei 1934. Hij nam ook de vrachtauto van Jaap van Ammers over voor fl. 600,-. (Jaap kocht zich een nieuwe, grotere). Ter Beek schafte zich voor de fabriek, die voortaan zijn fabriek was, 100 melkbussen aan voor fl. 485,- plus fl. 19,40 omzetbelasting, van de Schiedamse Werktuigen- en Machinefabriek.

Er kwamen ook nog andere machines bij in de fabriek, zoals een karnton (zgn. karnkneder), pompen en een koeler. De fabriek onderging een verbouwing. Er werden betonnen pekelbakken gemaakt, drijfassen tegen de zolder gemonteerd en tegen de buitenkant van de fabriek, op het plein, kwam een houten hokje met de krachtbron: een 1-cilinder benzinemotor met magneetontsteking. De verbouwing werd uitgevoerd door de firma G. Tentij en zonen van West-Graftdijk, voor fl. 327,59, inclusief de houten garage (van fl. 112,90) voor de vrachtauto.

Per 1 mei 1934 tufte dus Ter Beek alle dagen met zijn vrachtauto langs de middelweg – ‘s zomers tweemaal daags – om de melk op te halen.

Zelf doen

Er zat nog een consequentie aan de omschakeling: voorheen, terwijl “De Ceres” nog een “boeren-onderlinge” was. vervulde buurman Pieter Davids de functie van kaasverkoper op de Alkmaarse kaasmarkt. Ter Beek moest dit ook zelf regelen. Hij deed zijn kaas over aan een handelsonderneming of exportvereniging, maar leverde ze daar wel zelf af.

Het moet voor hem toch wel een druk bestaan zijn geweest, want met het diploma melkcontroleur op zak, sinds 4 april 1927, dus voor zijn komst naar de Starnmeer, onderzocht hij ook zelf de melk op het vetgehalte. Zijn voorgangers in “De Ceres” lieten dat doen door de oud-onderwijzer meester M. Slooten, in de Kogerpolder (hij woonde naast “de hoge palen”). Het vetgehalte was mede-bepalend voor de uitbetaling. In het contract met Ter Beek waren de boeren leveranciers ook overeen gekomen dat zijn uitbetaling ongeveer gelijk diende te zijn aan het gemiddelde van wat “De Tijd” te Beemster en “Neerlandia” te Stompetoren uitbetaalde.

Het einde

In het contract van de overname, in 1934, was bepaald dat Ter Beek fl. 7,- per week aan huur zou betalen voor het gebouw, met recht van koop voor fl. 2500,-, mits tot die koop zou worden besloten voor 1 april 1935. Zo ver is het niet gekomen. Buurman Ter Beek zag het blijkbaar niet meer zitten en beëindigde het bedrijf per die datum. Van dat moment werd het drukker langs de middelweg. Nu de auto van “De Ceres” niet meer langs tufte, kwamen er andere voor in de plaats: Kees Koning met de zilverkleurige melkauto van “Neerlandia” en Jaap Kluft met een van zijn oude Chevrolets voor “De Tijd”. Drie boeren gingen over naar “De Zaanstreek”. Henk Booy, die daarvoor al per kettekar de melk naar de steiger bij De Woude bracht, voor het melkbootje van die fabriek, kreeg uitbreiding van de vracht.

De meeste boeren waren echter overgeschakeld op “De Tijd”. Na verloop van tijd, nadat “De Ceres” was verkocht (Jan Wegener werd de eigenaar), vestigde Jaap Kluft uit Schermerhorn zich met zijn gezin en twee knechts (Adriaan Mechielse van Schermerhorn en Piet Kieft van Grootschermer) en drie vrachtauto‘s in de voormalige kaasfabriek. Toen werd het helemaal druk aan de Middelweg, met het dagelijkse uitrijden van Kluft’s wagenpark. Tot de mobilisatie van 1939, Toen moest Kluft zijn oude vrachtwagen leveren aan het Nederlandse leger. Ze leken nodig voor de landsverdediging. Echt geholpen heeft het niet.

Geplaatst op: 11 mei 2021
Martijn Jongens
Categoriën: Middelweg | Starnmeer

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *