De armen van Wormer

Geschreven door Evert Besse Jz. (1944)
bewerkt door Cor Booy (1993)
Bron:

Behalve steden waren ook enkele dorpen min of meer betrokken bij de droogmaking van Starnmeer en Kamerhop en het daarop volgende eigendom van landerijen. Voorbeelden van De Rijp en Graft zijn we al tegengekomen. Het derde dorp dat met de Starnmeer te maken kreeg, was Wormer. Het houdt tevens ten nauwste verband met een stuk familiegeschiedenis.
Deze begint in De Rijp. Daar woonde een familie Craft. Het is niet ondenkbaar dat deze naam een verbastering was van de naam Graft. Van dit Rijper geslacht verhuisde in 1571, dus ver vóór er ook maar gedacht werd aan droogmaking van de grote Noordhollandse meren, een telg naar het dorp Wormer. Deze telg, Arent IJsbrandsz Craft, werd in Wormer pachter van de impost op het gemaal. Hij pachtte dus de inkomsten aan belasting op het malen, zoals een tolgaarder tol-inkomsten pacht – De inkomsten uit de impost op het malen kunnen stellig van belang worden geacht: Wormer had een aantal (scheeps) beschuit bakkerijen waarvoor uiteraard moest worden gemalen. – Eén van Arent’s zonen was mr. IJsbrant Craft, die in 1621 de eed aflegde als advocaat en als zodanig verbonden werd aan het Hof van Holland. Hij heette bij die gelegenheid afkomstig te zijn van Wormer. Of zijn Rijper afkomst een rol heeft gespeeld vermeldt de geschiedenis niet. Hij nam echter wel deel in de bedijking van de Starnmeer, al was het maar met 5 morgen. Bij de verkaveling viel hem de helft van kavel 36 ten deel.
Mr. IJsbrant Craft overleed zonder nakomelingen, in 1652. Zijn halve kavel bleef in de familie.
Een broer van mr. IJsbrant Craft was Cornelis Arentz Craft. Ook hij was pachter van de impost op het gemaal te Wormer. IJsbrant en Cornelis hadden een zuster, Sijburch Craft. Zij was getrouwd met Bruyn Vechterz Obdam in De Rijp. Deze zwager van de gebroeders Craft werd in 1660 dijkgraaf van de Starnmeer, als opvolger van de Rijper schout Frans Jacobsz. Laatstgenoemde was eigenaar van de kavels 41 en 42. Hij verkocht 41 aan zijn opvolger, Bruyn Vechterz Obdam. Kavel 42 deed hij over aan Cornelis Arentz Craft in Wormer. Vrij kort erna is Frans Jacobsz overleden. Zijn erfgenamen verkochten toen kavel 39 in 1653 eveneens aan Bruyn Vechterz Obdam en Cornelis Arentz Craft, elk voor de helft. Obdam verwierf de noordelijke helft en Craft de zuidelijke.
Cornelis Arentz Craft had een dochter, Wilhelmina, en een zoon Arent. Deze Arent heeft een testament gemaakt, waarin hij bepaalde dat, indien hij ongehuwd en kinderloos zou overlijden, het onroerend goed uit zijn bezit zou overgaan op zijn zuster Willemke. Zou zij eveneens overlijden zonder nakomelingen, dan zou het onroerend goed overgaan aan de armen van Wormer. Aan de armvoogden werd het overgelaten of zij het te gelde zouden maken of niet.
Cornelis Arentz Craft en ook zijn zoon Arent moeten in 1658 al overleden zijn, want uit een transport in dat jaar blijkt dat de zuidelijke helft van kavel 39 aan Willempje Cornelisd Craft behoorde. Daarmee blijkt het testament van Arent dus in vervulling te zijn gegaan. Als de helft van 39 aan Wilhelmina Craft behoorde, was zij uiteraard ook eigenares van 42. Wilhelmina Craft is in of kort na 1658 gehuwd met Everardus of Evert Bronzer. Hij werd in 1658 bevestigd als proponent te Nieuwendam. In 1676 werd hij predikant te Schiedam. Dominee Bronzer was beheerder van het vermogen van zijn vrouw. Hij overleed in januari 1701. Zijn vrouw leefde toen al niet meer.
Degenen die de helft van kavel 36 hadden geërfd, deden daar- van afstand. Die 5 morgen werden daardoor in 1703 in drie ge- deelten verkocht.
Men zou verwachten dat terzelfder tijd kavel 42 en de zuidelijke helft van 36, tesamen 15 morgen, zouden worden verkocht. Daarvan blijkt echter niets. Dominee Bronzer heeft blijkbaar tot zijn dood het vruchtgebruik gehad van het eigendom van zijn vrouw. Zijn eigendom was het echter niet en hij kon er ook niet testamentair over beschikken. Derhalve is het aan de armen van Wormer toegevallen, overeenkomstig de wilsbeschikking van wijlen Arent Craft, aangezien het huwelijk van zijn zuster met dominee Bronzer kinderloos was gebleven.
Dit kan gebeurd zijn in 1701 of 1702. Het eerste bewijs is te vinden in de rekening van de Starnmeer van 1704. Daarin wordt onder de restanten een bedrag genoemd van f 20, met de toevoeging “de gemeene Armen van Wormer over de eerste 100e penning, geconsenteerd den 3 januari 1703”.
Deze 100e penning is te beschouwen als een vermogensbelasting die wellicht voortvloeit uit de nood als gevolg van de Engelse oorlogen. Uit het geheven bedrag valt te constateren dat de waarde van de betreffende 15 morgen toen werd gesteld op f 2000. Dat komt wel overeen met de waarde van het land in de Starnmeer in die tijd.
De huurder van het “armenland” was Dirk Kapjes. Hij bouwde in 1706 een boerenhuis op kavel 42. Zijn weduwe en hun zoon verkochten dat in 1753 aan de Armen van Wormer. Kavel 42 met de behuizing daarop en de helft van 39 zijn steeds in het bezit van de Armen van Wormer gebleven.

Geplaatst op: 17 mei 2021
Cor Booy
Categoriën: Starnmeer | waterschap

0 reacties