In zijn boekje “Frowein en de raadhuizen van Graft en De Rijp” ontrukt Fred Hoek aan de vergetelheid dat Reyer Klaas Koppen te West-Graftdijk de aannemer was van de grote restauratie van het Grafter raadhuis, in 1909-1910.
Deze Reyer Koppen was niet zomaar een dorpstimmerman. Oudere Graftdijkers herinneren zich ongetwijfeld dat voorheen nog met respect werd gesproken over de “kastenmakerij van Reyer Koppen”. De daarmee bedoelde werkplaats stond aan de Zuiderstraat, ten noorden van de pastorie. Er tegenover, aan de andere kant van de straat, stond de zgn.”Wagenboet” van Koppen. En dan was er nog de eigenlijke timmerwerf, waar nu de scheeps-werf is en waar indertijd o. a. de houten pramen werden gemaakt en “gehellingd”. Het pand met de zgn. gebroken kap, in de bocht van de Zuiderstraat, bij de scheepswerf, was de schuur van aannemer Koppen. Hij woonde er tegenover (nu de woning van Taam), waar voorheen Th. van den Beldt sr. heeft gewoond. Aan hem heeft indertijd Jan Koppen, de zoon van Reyer Klaas, zijn bedrijf verkocht.
Er staan in West-Graftdijk nog diverse panden die door “Reyer Klaas Koppen en Zoon” zijn gebouwd. Onder meer het pand Zuiderstraat 33, de voormalige bakkerij met woonhuis van wijlen Jan de Haan. Ook de vroegere winkel van wijlen Jan Zondervan (nu Zuiderstraat 70) was gezet door R. K. K. & Zn. , evenals het pand Sluiskade 14 (de woning van eertijds Janus Tuinzaad).
Maar, zekere mate van “onsterfelijkheid” heeft Reyer Koppen zich verworven door de bouw van diverse kaasfabriekjes in de zeer wijde omgeving. Deze Graftdijker ondernemer heeft er indertijd ook niet tegenop gezien, bouwwerk aan te nemen in Enkhuizen.
Mevr. Nel Kool te West-Graftdijk, wier grootmoeder de veerschuit van Graftdijk naar de Starnmeerdijk bediende, placht in haar tijd er wel gewag van te maken als zij “het volk van Koppen” moest overzetten, als het personeel van de aannemer op karwei naar de overkant moest.
Een middenstandsenquête, gehouden in Noord-Holland in 1912, vermeldt het volgende: “De firma R. K. Koppen & Zoon te West-Graftdijk is eene firma die onder de aannemers genoemd mag worden. Zij werkt met 30 knechten. Het loon is 16 à 17 cent per uur. Zij heeft gerestaureerd den toren te Enkhuizen en heeft thans in restauratie het gemeentehuis te Graft. Zij heeft ook voor een gedeelte in onderhoud de werken aan het Groot Noord-Hollandsch Kanaal. In den winter, wanneer er weinig werk is, wordt een gedeelte der werklieden aan het kasten maken gezet. Daar zij aan vele werklieden te West-Graftdijk werk geeft, is genoemde firma een zegen voor dat dorp. Bij de firma Koppen & Zoon wordt behoorlijk boek gehouden”. Aldus de enquête.
De firma had, voor wat betreft de bouw van de kaasfabrieken, haar tijd mee. Rondom de eeuwwisseling verdween van lieverlee het kaasmaken op de boerderij. Alom werden zgn. “zoetfabriekjes” gesticht, soms op coöperatieve grondslag als “boerenonderlinge”, soms ook wel door enkele kapitaalkrachtige boeren bij wijze van speculatieve onderneming. Men vindt ze heden ten dage nog wel terug in onze omgeving.
NOORD-HOLLANDSE STOLP
Karakteristiek voor de “kaasfabriekjes van Koppen” is dat de meeste zijn gebouwd met het uiterlijk van een Noord-Hollandse stolpboerderij en met een interieur waarin ook plaats was voor het onderkomen van de kaasmaker en zijn gezin en eventuele knechts. Een uiterlijk kenmerk wordt gevormd door de naam van de betreffende kaasfabriek, als regel uitgevoerd in de vorm van een eenvoudig tegel-tableau van gele, geglazuurde tegels met chocola-bruine letters en eventuele randversiering in diezelfde kleur. Een en ander kunt U bijvoorbeeld nog terugvinden aan de voormalige kaasfabriekjes “Prins Hendrik”, aan de Boekelerweg, hoek Westdijk, in de Schermer; “Arcadia” aan de Jisperweg in de Beemster en “De Toekomst” aan de Rijperweg (tussen Middenweg en Nekkerweg) in dezelfde polder. Ook de – inmiddels gesloopte – kaasfabriek te Graft (laatstelijk de werkplaats van timmerfabriek Veerman) was, gezien het stolpmodel, gebouwd door Koppen, evenals “De Ceres” aan de Middelweg in de Starnmeer.
Jammer genoeg heeft een vorige eigenaar, als bewoner, gemeend dát pand geheel te moeten verbouwen, waardoor de bakstenen muren onder een lila-kleurige granol-laag zijn verdwenen, de tegels met de naam zijn vernield en ook anderszins wijzigingen in de architectuur zijn aangebracht waardoor het oorspronkelijke karakter geweld is aangedaan. (red. Omstreeks 2010 is deze stolp wederom verbouwd, waarbij het uiterlijk een weer meer authentieke uitstraling heeft gekregen, zij het zonder geel tegel-tableau en gele baksteenlijnen in het metselwerk.)
Reyer Koppen en Zoon heeft ook wel kaasfabriekjes van ander model gebouwd. Een voorbeeld daarvan vinden we in de “Wilhelmina”, hoek Hobrederweg-Jisperweg in de Beemster. Vele jaren woning van de familie Van der Oord, en laatstelijk eveneens vele jaren woning en bakkerij van Steevers, de laatste roggebroodbakker in onze omgeving.
Karakteristiek voor het interieur van “Koppen’s kaasfabrieken” was dat de ruimte van de kaasmakerij was betegeld met hardgebakken ongeglazuurde gele tegels. De vloer liep schuin af naar het midden, waar een schrob- en afvoergootje in het beton was aangebracht. Verder waren de kaasbakken en het meeste houtwerk, voor zover geverfd, van het bekende “staltjesblauw” voorzien, ter wering van vliegen.
LEERSCHOOL EN BISSCHOPPELIJKE KLANDIZIE
De kastenmakerij van Koppen in West-Graftdijk was tevens de plaatselijke leerschool voor timmerlieden. Ook dat behoorde tot de zegeningen van het dorp, waarvan de ‘enquête gewaagt: die opleiding was gratis. Dus een uitkomst voor de velen in het dorp die een opleiding aan de ambachtsschool (in Alkmaar) niet konden bekostigen. Uiteraard had de gratis opleiding wel zijn beperkingen: Koppen nam niet meer jongens in de leer dan hij nodig had. Zo greep bijvoorbeeld Dirk Kool (de latere postbode) naast een gratis timmeropleiding, waardoor hij noodgedwongen maar metselaar werd door bij zijn buurman, de aannemer Messchaert in dienst te treden.
Er werden overigens in de kastenmakerij niet uitsluitend kasten gemaakt. Ook houten speelgoed kwam er vandaan en Sinterklaas behoorde tot de vaste afnemers. Piet de Haan, de vader van Koos en wijlen Willem de Haan, was er werkzaam toen Jan Koppen, een zoon van Reyer Klaas er inmiddels de scepter zwaaide. Deze Piet de Haan heeft veel speelgoed gemaakt wat door Sinterklaas aan Graftdijker kinderen werd geschonken.
De Ceres in de Starnmeer
De kaasfabriek “De Ceres” werd gebouwd in 1905. De eerste steen werd gelegd door Pietertje Groot, oud 12 jaar, op 22 februari 1905. Zij was de dochter van één der oprichters, Piet Groot. Ten behoeve van de bouw had een andere deelnemer in de oprichting een stuk van zijn land verkocht aan de cooperatieve onderneming, namelijk Wijbrand Schermerhorn, de grootvader van de Wijbrand die nu hetzelfde land in eigendom heeft.
Het fabrieksterrein werd voorzien van een royaal plein van klinkers en een zeer brede dam (met duiker) over de wegsloot. De boeren, die zelf hun melk moesten aanvoeren, hadden daardoor een gemakkelijke toegang tot de fabriek, mede dcordat twee brede en hoge deuren respectievelijk de in- en uitgang vormden voor hun bakwagens of ander gerij.
Voorschrift was overigens wel dat de paarden buiten moesten worden uitgespannen. Daartoe was een royale paardenbalie terzijde van het fabrieksplein geplaatst. De wagens moesten met mankracht naar binnen en buiten worden gereden.
Overigens kwamen niet alle boeren met paard en wagen hun melkproduktie afleveren. Er waren er ook die de melkbussen per hondewagen aanvoerden. Zo kon het gebeuren er in het bewuste morgenuur ook nog wel eens ’n hondengevecht uitbrak. “Onze hond en die van Wim Schermerhorn hadden het nogal eens met elkaar aan de stok, herinnert C. P. Jongens zich.
Zijn grootvader, de reeds genoemde Pieter Groot, was de eerste voorzitter, of eigenlijk directeur, van de coöperatie. De eveneens al genoemde Wijb Schermerhorn was zijn opvolger in die functie. Wie de eerste secretaris was, is niet met zekerheid bekend. De functie is vele ja-ren, tot de opheffing toe, bekleed door Pieter Rol Cz.
Bonte stoet
Uit mijn kinderjaren – ik was 7 jaar toen de fabriek werd opgeheven – herinner ik me een bonte stoet van buren en andere melkaanvoerders: Floris Koelemey, altijd zelf op het kret van zijn bakwagen, met een korte kromme pijp in zijn mond. Pieterbuur (de Pieter Rol die later zelf boer was op de boerderij in Noordeinde waar nu Jan Blaauw resideert), die in zijn kwaliteit van werkman bij Rein Jongens diens bakwagen zèlf trok en stuurde, terwijl Reinbuur er achter liep te duwen. Wim Schermerhorn die, zoals reeds opgemerkt, zijn hond het kleine wagentje met de melkbussen liet trekken en er zelf naast liep. Aris Poppen, die altijd zijn ene voet-met-klomp-eraan op het achterwerk van zijn “Zwart” liet meedeinen. Rotteveel, met zijn mooi donkergroen gelakte bakwagen en het paard ervoor dat altijd zo driftig van het fabrieksplein weer de weg opdraafde alsof het haast had om thuis te komen, als de melk was afgeleverd.
Uitbetaling
En dan waren er de avonden, waarop ik mijn buren, de meesten met een sigaar in het hoofd en het opknapperspak aan, Ceres-waarts zag wandelen, meestal in kleine groepjes. Dan was er “uitbetaling”. Het kleine kantoortje van buurman Terbeek, de enige kaasmaker die ik zelf heb gekend, moet dan wel blauw van de rook zijn geweest.
Terbeek, inderdaad de Derk Terbeek die met Grietje Rol uit De Rijp was getrouwd, de vader dus van ons huidige PvdA-raadlid Dirk Terbeek, was de laatste kaasmaker van “De Ceres”. Hij heeft tenminste twee voorgangers gehad: een zekere Prins, die vermoedelijk van de oprichting af er de kaaskliener hanteerde, en Gerrit Modder, de voorganger van Terbeek.
Verbouwing
In 1934 vond er een ingrijpende wijziging plaats in het bestaan van “De Ceres”. De fabriek werd inwendig verbouwd. Voortaan zou er niet slechts kaas worden gemaakt maar ook boter. “De Ceres” kreeg de status van “zuivelfabriek”. De firma G. Tentij en Zonen te West-Graftdijk voerde de verbouwing uit. In de ruimte met de kaaspersen kwamen drie betonnen pekelbakken, ter vervanging van de ene grote houten bak waarin de kersvers geperste kazen (Edammertjes) werden gepekeld. In diezelfde ruimte kwam ook de grote karnton, die doormiddel van drijfriemen in beweging werd gebracht. De krachtbron voor alles wat moest draaien en stampen, kwam in een houten hokje te staan, tegen de buitenmuur op de fabrieksplein: een 1-cilinder benzinemotor met magneetontsteking en een groot vliegwiel. Assen met houten en ijzeren wielen kwamen aan de zoldering te hangen. Drijfriemen met klapperende lassen zorgden voor de rest.
Op het grasveld naast het sintelpad verrees een houten loods: de garage voor de melkauto. Want buurman Terbeek leerde autorijden en ging voortaan zelf de melk bij de boeren ophalen. De bak- en hondewagens in het morgenuur verdwenen uit het landschap. De auto was overgenomen van Jaap van Ammers van Oost-Graftdijk. Hij reed melk voor “Hollandia” en schafte zich een grotere auto aan. Niet alle Starnmeerse boeren leverden hun melk aan “De Ceres”. Mijn vader bijvoorbeeld, afkomstig uit De Woude, leverde net als alle Wouder boeren aan “De Zaanstreek” te Wormerveer. Anderen, in de buurt van Spijkerboor, leverden hun melk aan de kaasfabriek “’t Spijkerboor” aldaar. Deze, vrijwel identiek aan die van Oost-Knollendam, zag er heel anders uit dan de meeste kaas-ta.briekies van Koppen, zodat ik betwijfel of R. K. K. & Zn die had gebouwd.
Tja, en dan waren er een paar buren die dus aan “Jaap van Ammers” oftewel aan “Hollanda” leverden. En één leverde zelfs zijn melk aan “De Nieuwe Beemster” in De Rijp. Dat was Cor Marrees. Eigenlijk deed hij dat om zijn broer, Pauw Marrees, die melkrijder was voor de Rijper fabriek, in een zeer oud vrachtauto’tje, wat van ijzerdraadjes aan elkaar hing.
Het einde
In 1935 kwam aan het bestaan van de Starnmeerse zuivelfabriek aan abrupt einde. De familie Terbeek verhuisde, per eigen vrachtauto, naar Utrecht. Buurman Terbeek’s auto tufte dus niet meer tweemaal daags langs de Middelweg. Maar het werd er niet stiller op. In tegendeel: sommige buren leverden voortaan hun melk aan “Neerlandia” te Stompetoren. Om hun te gerieven kwam Kees Koning (nu in De Mieuwijdt) langs met de Neerlandia-auto. Anderen gunden hun melk aan “De Tijd” in de Beemster. Melkrijder daarvoor was Jaap Kluft, van Schermerhorn, maar hij verhuisde naar “onze” Ceres, in de Starnmeer, met zijn drie Chevrolet-vrachtwagentjes , zijn gezin en zijn beide knechten: Piet Kieft van Grootschermer en Adriaan Machielse van Schermerhorn. Van die tijd af werd het druk langs de Middelweg, met een ochtend- en avondspits. Totdat…. de mobilisatie uitbrak en daarmee een zekere dag waarop buurman Kluft al zijn auto’ s aan het Nederlandse leger moest leveren, omdat het vaderland er blijkbaar mee verdedigd moest worden.
Mondelinge informatie voor de artikelen over R. K. Koppen & Zn alsmede over “De Ceres” ontving ik van C. P. Jongens in de Starnmeer, C. H. van der Oord te Midden-Beemster en mevr. N. Kool te West-Graftdijk. Andere geraadpleegde Bronnen: “Verslagen van het onderzoek naar den toestand van den handeldrijvenden en industrieëlen middenstand in de provincie Noord-Holland”, Gemeente-archief Alkmaar. gemeentelijke Monumentenlijst Graft-De Rijp.
Legenda van de plattegrond van “De Ceres”:
1 de melkontvangst met bascule,
2 kaaspersen ,
3 pekelbak,
4 stelling met kaaskoppen,
5 zoutkist, onder de trap;
6 fornuis,
7 kolenhok,
8 ketelhuis met verticale stoomketel,
9 norton-put onder afdak,
10 gesloten houten bak waarin de kaaskoppen werden gestoomd;
11 klinkerpaadje naar de plee. De kaasopslag, op stellingen met kaasplanken, waarin voor elke kaas een ronde uitholling, bevond zich op de zolder, die in vertrekken was onderverdeeld. Er waren ook bedsteden voor de kaasknechts.
Bron:
https://tijdschriften.archiefalkmaar.nl/issue/NC/1989-09-01/edition/0/page/15
Hallo. Mijn naam is Marian Koppen Goodman. Ik ben de klein dochter van Reyer Klaas Koppen. Kan dit mijn overgrootvader zijn? Mijn opa was geboren in ongeveer 1893??? Mijn opa’s vader was Jan Koppen ook een timmerman in West Graftdijk. Sorry, mijn Hollands is niet zo goed. Mijn engels is beter.
Hello Marian,
Though I am not familiar in the details of your family, but I did a little search and found the following possibility:
https://www.genealogieonline.nl/stamboom-van-rijn/I144453.php
Here is mentioned a Jan Koppen, born in 1891 in Graft. His father was not Reyer Jan Koppen, but his grandfather was. (His father was actually also named Jan Koppen). The Jan Koppen from 1891 died in 1944 and was born to 1) Guurtje Francisca Baaij and 2) Petronella Augustina van Giessen. There is no mention of children, but maybe one of these names is your grandmother? If not than this is probably not the right connection…
Unfortunately this source has no further details about Reyer Klaas Koppen, accept for the fact that he was a contractor. But Reyer Klaas Koppen’s son Jan was born in 1865. Since the construction of the cheesefactories in the article was in the early 1900’s, that would mean that Jan was 30-35 in that time and I assume that his father Reyer Klaas could have been in his fifties or sixties then. Just young enough to be in the final moments of his working life, before having his son take over (after all the company was named R.K. Koppen and son)?
This all is somewhat a guess of my part. But maybe one of the wives of Jan Koppen (1891) is familiar to you?
Hopefully this is of help.
Kind Regards,
Martijn Jongens
I misread that Klaas Reijer was also the name of your grandfather (instead of Jan), but I still think it’s the correct line. I found that Jan (1891) had a brother named Reijer Klaas (1890).
This Reijer Klaas was married to Francoise Filippina Dezentjé and his children are named Rudi Charles and Anneke Charlotte. Am I wrong if I suspect Rudi Charles to be your father?
If that’s right, than I still think that the Reijer Klaas from the article was not your grandfather, but your great-great- grandfather, because your grandfather would have been in his early teens when the constructions took place.
Martin Jongens. Yes, my grandfather born in 1891 was married to my grand mother Philippine Francoise Dezentje, and my father is Rudi Charles Koppen born in 1920.
Mijn naam is Willem Koppen en de vader van mijn opa was Jan Koppen die van zijn vader, Reijer Koppen de aannemerij overnam.
Wat wilt u weten?
Groet,Willem Koppen
familiekoppen@quicknet.nl
This Reijer Klaas was indeed married to Francoise Filippina Dezentjé and his children are named Rudi Charles and Anneke Charlotte.
I have a photo-album of the time in Bandoeng
He was one of the 5 son’s of Jan Koppen,
His grandfather was also named Reijer
One of these son’s is my grandfather.
I am Willem Jan (1964)
My father is Jan Koppen (1933)
His father was Dirk Willem Koppen (1904) (his half-brother was Reijer Klaas 1890 and Jan 1891)
His father was Jan Koppen (1865)
His father was Reijer Klaas from the article
Marian
Your father (ore grandfather?) was Rudi Charles
His father was Reijer Klaas 1890, half brother of my grandfather Dirk Willem 1904
His father was also Jan Koppen (1865)
His father was also Reijer Klaas from the article